10 september 2012, gepubliceerd door Dirk Boersma
Eind jaren 70 ging ik bij de Post werken. Ik ging daar aan de slag als medewerker vorming en training. Een week op een postkantoor werken was deel van de introductieperiode. Het werd Winsum. Ik fietste mee naar Baflo en naar Warfum.
Vroeger
Het regende hard die dag en ik kon gelijk het regenpak van een postbesteller uitproberen. Het was die namiddag nog zo’n 15 kilometer naar huis fietsen naar Niehove. Gelukkig mocht ik het pak lenen en zo kwam ik toch nog een beetje droog thuis. Op zo’n dag meefietsen werd heel duidelijk dat de postbesteller een belangrijke functie had op het platte land. Hij had ook postzegels bij zich voor klanten. Geld voor mensen, die de dag tevoren een betaalkaart hadden meegegeven om die voor hen te innen. We hadden zelfs brood voor een klant bij ons. Dat leverde onderweg ook verhalen op over de adressen, die we bezochten en de mensen, die er woonden. De besteller was er immers al vaak geweest. ’s Nachts in de sortering was er ook iets wat me trof. De postbodes waren handig en snel in het sorteren maar het viel ook op dat er soms, ineens hard over de sorteerruimte geroepen werd. “Ik heb hier een brief voor Mulder aan de Kerkstraat, welke Mulder kan dat zijn?” ”Wie is de afzender?” was de reactie. “Even kijken!” kwam het antwoord en dan “Oh, dat is Nanninga uit Rotterdam” en daarop werd er geroepen, “Dan is het Mulder van nummer 8”. Daarop volgde nog een korte toelichting en het gesprek ging nog even over de zwager van Mulder, die jaren geleden in Rotterdam was gaan werken. Ik was onder de indruk van al die kennis en het was duidelijk dat er maar weinig brieven niet aankwamen.
Efficiënter werken
Tijdens en kort na mijn introductieperiode vonden er ingrijpende wijzigingen plaats in de opzet en de verwerking van de post. Twee belangrijke waren de centralisering van de sortering en spoedig daarna de invoering van automatische sortering. De introductie van het gebruik van de postcode speelde daar een belangrijke rol in en daarbij werd met één factor geen rekening gehouden, de medewerker. De medewerker werd geacht zich te schikken in alle bedenksels die tot een efficiëntere postverwerking moesten leiden. Ik ben eens even in de site van het nationaal archief op zoek gegaan en ik heb daar niets gevonden over de betekenis van deze ingrijpende werkwijze voor medewerkers. Wel vind ik iets over het opleiden van kunstenaars om goed postzegels te kunnen ontwerpen. Ik vind van alles over de technische aspecten, ik vind stukken over het klanten beïnvloeden om de postcode te gaan gebruiken maar de medewerkers daar vind ik niets over.
Zelf ben ik actief betrokken geweest bij de invoering van de automatische postsortering in het postdistrict Groningen. Dat was een succesvolle invoering, dat wil zeggen de nieuwe machines en de veranderde werkprocessen werden volgens planning operationeel gemaakt. Er knaagde ook onrust aan me in die tijd. Die onrust kan ik nu 30 jaar later veel beter begrijpen.
Nu
De postbode van weleer bestaat niet meer, tenminste de taak die hij had is volledig uitgekleed. Hij of zij gaat nu op stap met een bundeltje brieven en aanverwanten om die in overeenstemming met de vooraf door de machine verzorgde indeling in een brievenbus te stoppen. Voor mijn eigen huis zie ik met grote regelmaat een nieuw gezicht achter het stuur van de postauto en in mijn buurt verzorg ik wat herstelwerkzaamheden als de post voor anderen weer in mijn bus terecht gekomen is. Kortom het is al lang niet meer wat het geweest is. De zin van het werk is totaal veranderd.
Lynda Gratton
Lynda Gratton, hoogleraar aan de London Business School schrijft in haar boek The Shift – The Future of Work is Already Here, dat de oude formule voor werk als volgt luidt:
Ik werk … om geld te verdienen … dat ik gebruik … om die goederen te consumeren … die me gelukkig maken.
De nieuwe formule zou moeten luiden:
Ik werk … om productieve ervaringen te verwerven … die de basis vormen … voor mijn geluk.
In een artikel van 11 november 2011 voegt ze daar 10 vragen en standpunten aan toe waarmee je kunt vast stellen of het werk wat jij doet aan die nieuwe formule voldoet. Die vragen wil ik hier gebruiken om de casus hierboven eens tegen het licht te houden.
10 Vragen
De vraag die Gratton stelt is 'Waar sta jij als je deze vragen beantwoord hebt?'.
Voor het voorbeeld van de postbesteller lijkt het me niet moeilijk die vraag te beantwoorden. In de oude situatie bij Post, konden nog heel wat vragen positief beantwoord worden. In de huidige situatie kom je niet ver en vind je nauwelijks een aanknooppunt om het werk als zinvol te kenschetsen. De architecten van de organisatie en het werk zoals dat daar nu plaats vind zullen niet bewust die ruimte voor zingeving afgebroken hebben.
Oproep
Mensen die in deze tijd bezig zijn met het ontwerp en de ontwikkeling van organisaties kunnen echter rekening houden met wat we inmiddels weten over zinvol werk. Leidinggevenden, die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van een organisatie en het werk wat daarin gebeurt kunnen veel doen om ervoor te zorgen dat in de organisatie, die zij tot stand brengen de vragen van Gratton positief beantwoord kunnen worden.
Een bijkomend voordeel is dan dat je duurzaam met medewerkers omgaat, ze blijven scherp, ontwikkelen zich zijn steeds klaar om weer nieuwe taken op te pakken.
Stel je vraag via ons contactformulier
Neem contact met ons op!
Voor al je vragen kun je bellen met
+31 492386063